Wet tot behoud van cultuurbezit
Artikel 5
1
Indien een roerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, een verzameling of een deel daarvan:
a
berust onder iemand die tijdelijk zijn woonplaats naar Nederland verplaatst;
b
door een niet-ingezetene wordt uitgeleend voor tentoonstelling in Nederland;
c
wegens hiermee vergelijkbare omstandigheden naar het oordeel van Onze Minister, de Raad gehoord, niet in Nederland thuis behoort; zegt Onze Minister desgevraagd of eigener beweging toe, dat deze niet wordt aangewezen als beschermd voorwerp onderscheidenlijk beschermde verzameling.
2
Onze Minister trekt de toezegging in, wanneer de omstandigheden, op grond waarvan zij is gedaan niet meer aanwezig zijn. In zulk een geval gaat Onze Minister niet over tot toepassing van deze wet binnen één jaar na de datum van intrekking.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.